Walvisvaart
Hij, de boerenzoon had er genoeg van. ’s Morgens uitgehongerd het veld in met twee plakken snijdpap* en de boodschap daar veldsla bij te plukken en te eten. Hij had er genoeg van om te koud gekleed in mist en kou tussen de kleine weides te varen in een vlet om de koeien te melken of te verplaatsen. Toen hij zeventien was pakte hij zijn schaarse bezittingen, groette zijn ouders en monsterde aan op een schip.
Gerrit Hendrikzoon uit Krommenie ging op walvisvaart. Avontuur èn geld verdienen. Het was 1645 en het viel hem niet mee. Het leven aan boord was hard. Het speksnijden en zouten, het koken van de traan en de stank daarvan. De kost was niet veel anders dan thuis, alleen de verdienste was beter. Opnieuw aanmonsteren dat ging hij. Geen boeren meer voor hem, maar varen. Het volgende seizoen ging hij weer mee. Gerrit was walvisvaarder.
Hij voer op Spitsbergen naar de nederzetting Smeerenburg waar in de zomer grote hoeveelheden Groenlandse walvissen tot traan werden verwerkt. De Noordsche Compagnie had daar het alleenrecht in de eerste helft van de 17e eeuw. Toen dat alleenrecht verviel en iedereen op walvisjacht kon gaan werden de schepen ook uitgerust vanuit het Zaanse, onder andere vanuit Krommeniedijk.
Daar staat nog steeds een kleine kerk en daar hangt een votiefscheepje. Een beetje ongewoon in een protestantse kerk. De scheepvaart en speciaal de walvisvaart waren echter vol risico en gevaar en konden wel wat zegen gebruiken.
De schepen voor de walvisvaart moesten een breed dek hebben op te werken. Er werden fluitschepen gebruikt, een schip met een brede buik en een smal dek of bootschepen, grof maar breed om op te werken. Een fluitschip voer sneller naar huis en dat werd belangrijker toen de traan verwerkt ging worden aan de wal in de Zaanstreek. Die traankokerijen werden ook wel “stinkerijen” genoemd. De industrie rond de walvisvaart werd steeds uitgebreider met zeildoekweverijen, bakkerijen voor scheepsbeschuit en alles wat maar nodig was aan boord.
Na een aantal seizoenen kwam Gerrit verweerd en moe terug in Krommenie, maar hij had voldoende verdiend om in een zeildoekweverij te kunnen investeren en werd zo onderdeel van de industrie in de Zaanstreek. Hij stichtte een gezin en als we zijn patroniem** zouden weten was goed na te kijken of de familie nog steeds in de Zaanstreek woont.
* afgekoelde stijve pap is snijdbaar
** achternaam
©Hannie Stork
Geen opmerkingen:
Een reactie posten