maandag 4 mei 2020

Uien




Alex werd wakker en schrok. Er was niets te horen beneden in de kantoren. Wat was er aan de hand, kwamen ze hem nu toch nog halen. Wat voor dag was het? Na wat nadenken moest dat toch een zaterdag zijn.
Het was een stoffige zolder boven een kantoorpand. Soms sprak hij een hele week alleen maar tegen de duiven op het dak.
De kleine ramen waren dichtgeplakt met kranten, hele oude kranten.
Alex was duizelig, het honger gevoel was allang verdwenen. Hij moest zuinig zijn met het weinige voedsel. Het enige wat er in overvloed was waren uien. Grote uien met droge, knisperende schillen. Rauwe uien, want vuur maken was onmogelijk.
Het was koud op die zolder. Alex was afhankelijk van één persoon, die eens in de week wat voedsel kwam brengen. Er was niet veel meer te krijgen en altijd waren er die uien, al twee jaar lang.
Hij had er geen hekel aan gekregen, voor hem betekende de uien een overlevingskans.
Hij veegde zijn nu lange steile haar naar achteren en liep gebogen naar een klein raam om naar buiten te kijken, hoelang nog voor hij naar buiten kon, de frisse lucht in.
De gracht waar het kantoor aan stond was net niet te zien. Wel de gebouwen aan de overkant.
Hij had geen bril meer, die was ergens kwijtgeraakt, maar hij tuurde en zag vlaggen. Nederlandse vlaggen, zou het….
Durfde hij naar beneden om te kijken….
In de war opende hij de houten deur die aan de andere kant gecamoufleerd was.
Er was niemand in de kantoren. Hij liep naar het raam en zag weer die vlaggen.
Op een kalender op één van de bureaus stond de datum : 5 mei 1945.
Nog verder naar beneden liep hij, wezenloos en wat bang naar buiten. Het was echt zo….
In de verte was gejuich en rumoer te horen. Hij sloop langs de grachtenpanden tot de Rozengracht en durfde toen wat meer.
De gebogen houding was niet meteen weg en hij voelde zich ziek, maar er was één dwingende gedachte, naar huis, naar zijn ouders, die hij al 2 jaar niet meer gezien of gesproken had.
Zij wisten niet waar hij was en of hij nog leefde.
Hij liep op de oude afgetrapte schoenen en in een schamele broek en nog schameler overhemd. Hij had een oude jas aan die beneden aan de kapstok was blijven hangen ging op weg naar huis.
Bij het portiek aangekomen was hij op en moest op de trap gaan zitten. Hij kon niet meer.
Wat later toch de steile trap op en aangebeld. Hij riep naar boven wie hij was.
Zijn moeder en jongste zus stonden verstild op de overloop naar beneden te kijken en konden hun ogen en oren niet geloven. Zijn zus rende naar beneden en hielp hem trap voor trap omhoog.
Daar stortte hij huilend in. Hij schaamde zich, hij stonk en zat onder de schurft, maar hij was vrij!

©Hannie Stork





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

'Het kleedje voor Hitler'

92#2024 Het kleedje voor Hitler - Bas van Benda-Beckmann De Libris geschiedenis prijs 2024 is voor dit boek. Ten tijde van de prijsuitreikin...