Ze zat op een smalle traptrede met haar voeten stevig op de grond.
Haar handen hielden haar dikke buik vast en aan haar voeten stond een tas die al weken klaar had gestaan.
“Alsjeblieft, blijf een beetje bij de deur. Ik kan bijna niet meer zitten, en het doet zo’n pijn”
Hij stond buiten en liep heen en weer. Het regende dat het goot en op een vrije dag was er weinig verkeer, laat staan dat er een vrije taxi langs reed.
Hij liep weer naar binnen, gaf zijn hoog zwangere vrouw een kneepje in de schouder en liep naar één hoog waar hun hospita woonde. Hij had plotseling bedacht dat zij telefoon had.
Zij deed open, keek naar de nerveuze man en vroeg of het tijd was.
“Ja, ja, ze zit beneden op de trap. Ik wilde een taxi aanroepen, maar er rijdt vandaag niets vrij in deze regen. Kunt u misschien bellen?”
“Natuurlijk, ga maar naar je vrouw. Ik ga bellen” Met grote stappen liep hij weer terug de trap af. “Ze belt een taxi, nu gaat het vlot”
Ze geloofde er niets van en boog voorover vanwege een wee. Ze kwamen al sneller, straks beviel ze hier nog in het portaal. Eerst wachtte de baby drie weken langer om te komen en nu had het kind haast dacht ze.
De hospita deed haar deur open en riep dat de taxi eraan kwam en dat de chauffeur wist waar hij heen moest. “Het Juliana-ziekenhuis toch?”
Dat klopte en de taxi liet nu niet lang meer op zich wachten. Hij hielp zijn vrouw de taxi in en ging naast de chauffeur zitten.
Die reed weg en vroeg hoeveel tijd er tussen de weeën zat.“Niet meer dan 10 minuten”, zei ze
“Dan komen we er wel op tijd” De chauffeur hield zijn aandacht verder bij de natte weg en het verkeer.
Voor de deur van het ziekenhuis hielp de chauffeur de man om zijn vrouw achter uit de auto te halen. Snel rekende de man af, met fooi en verdwenen ze naar binnen.
Die middag om 12.15 uur kwam hun dochter ter wereld.
©Hannie Stork
Geen opmerkingen:
Een reactie posten